Het kabinet is geen enkele belofte die werd gedaan om de afschaffing van de basisbeurs te compenseren nagekomen. Kwetsbare groepen jongeren zijn onevenredig getroffen door de maatregel en de beloofde investeringen in het hoger onderwijs zijn uitgebleven.
Dat concludeert de Landelijke Studentenvakbond in dagblad Trouw. Ook het Interstedelijk Studenten Overleg sluit zich bij de constateringen aan.
De invoering van een leenstelsel voor studenten in 2015 in plaats van een basisbeurs was een van de belangrijkste wapenfeiten van toenmalig onderwijsminister Jet Bussemaker (PvdA). Het geld dat hiermee zou worden bespaard, zou moeten worden geïnvesteerd in het hoger onderwijs.
Tegenstanders van het leenstelsel spraken in 2014 al de vrees uit dat studenten met hoge schulden komen te zitten boven op de al hoge lasten voor starters op de woningmarkt en de arbeidsmarkt.
Kansenongelijkheid in hoger onderwijs is toegenomen
Daarnaast stelde de oppositie dat de toegankelijkheid van het hoger onderwijs wordt beperkt, omdat met name de lagere sociale niveaus weerstand hebben tegen het lenen van de studiefinanciering.
Al deze voorspellingen blijken vier jaar later bewaarheid. De Inspectie van het Onderwijs constateerde eerder dit jaar al dat de kansenongelijkheid in het onderwijs alleen maar is toegenomen. En volgens Trouw blijkt nu dat de leenangst bij kinderen met ouders met een lager inkomen, ondanks verschillende financiële voordelen, niet is afgenomen. En het is voor oud-studenten vrijwel onmogelijk nog een hypotheek aan te vragen als zij een studieschuld hebben opgebouwd.
Toen het leenstelsel in 2015 werd ingevoerd, beloofde het kabinet dat de ov-studentenkaart in stand zou blijven en zelfs zou worden uitgebreid. Ook hebben de hogescholen en universiteiten zelf niet de investeringen in onderwijs gedaan die ze in 2015 wel hadden beloofd, constateert Trouw.
De Landelijke Studentenvakbond noemt de conclusies “om te janken. Als je een belofte doet, moet je die nakomen”.