Aanstaande maandag dienen er vijf rechtszaken voor de Centrale Raad van Beroep, de hoogste rechter op het gebied van sociale zekerheidswetten, over de boetes in de nieuwe Participatiewet. De zaken gaan over de vraag of het Boetebesluit van toepassing is, waarin staat vermeld dat de boetes die de overheid oplegt aan bijstandsgerechtigden, gelijk moeten zijn aan het “benadelingsbedrag”, het bedrag dat ze te veel ontvangen zouden hebben.
Tot november 2014 stelden alle gemeenten in alle gevallen het boetebedrag gelijk aan het benadelingsbedrag. Maar in die maand stak de Centrale Raad daar een stokje voor. De Raad oordeelde dat gemeenten bij het vaststellen van het boetebedrag geen standaardmethode mochten toepassen, maar elke zaak individueel moesten bekijken en ook moesten meewegen of er sprake was van opzet en schuld van de betrokken bijstandsgerechtigde. De standaardmethode staat niet expliciet in de Participatiewet genoemd, maar betreft een interpretatie van staatssecretaris Jetta Klijnsma. De Centrale Raad gaat zich maandag nog eens nadrukkelijk buigen over de vraag of die interpretatie wel door de beugel kan. Verder komt dan aan de orde dat de financiële omstandigheden van de bijstandsgerechtigde in ogenschouw zouden moeten worden genomen en dat de boetes daarom zouden moeten worden gematigd. Bovendien zal de verbindendheid van de strafbepaling ter discussie worden gesteld. De Nationale Ombudsman heeft zich in het in december 2014 verschenen rapport “Geen fraudeur, toch boete” ook al kritisch uitgelaten over de hoge boetes voor bijstandsgerechtigden. De regelgeving blijkt krakkemikkig in elkaar te zitten en in de praktijk erop neer te komen dat bijstandsgerechtigden nog meer worden getreiterd, gekleineerd en gecriminaliseerd.
Gebroken arm
In de Participatiewet staat dat bijstandsgerechtigden in overtreding zijn met betrekking tot de inlichtingenplicht die hen is opgelegd, als ze iets niet melden bij de gemeente wat van belang zou kunnen zijn voor hun recht op een uitkering. Het gaat er dus niet om wat van belang is, maar wat van belang zou kunnen zijn. Daarmee is onduidelijk wat bijstandsgerechtigden nu moeten melden. De formulering is vaag en roept allerlei vragen op. Als een bijstandsgerechtigde een gebroken arm heeft, moet hij dat dan melden? Ja, dat schijnt te moeten. Doet hij dat niet, dan is hij in overtreding. En als een bijstandsgerechtigde twintig euro krijgt voor zijn verjaardag? Ja, ook dat moet hij melden. Doet hij dat niet, dan kan hij een boete krijgen. En als een bijstandsgerechtigde drie dagen per week een warme maaltijd bij zijn moeder eet? Dat moet hij ook melden, want het zou van belang kunnen zijn voor het recht op zijn uitkering.
Conclusie: bij zo ongeveer alles dat bijstandsgerechtigden doen, zijn ze in overtreding als ze het niet melden. Ze kunnen overal op worden gepakt. Gemeenten kunnen daar flink misbruik van maken. Stel dat een bijstandsgerechtigde wordt opgeroepen om bankafschriften van de laatste drie maanden mee te nemen, en stel dat hij er per ongeluk eentje is vergeten. Hij is dan in overtreding, want hij voldoet niet aan de inlichtingenplicht. Eerst volgt dan een waarschuwing en daarna kan er een boete worden opgelegd. Bij een eerste overtreding zonder nadeel kunnen bijstandsgerechtigden worden beboet met drieduizend euro. Het enkele feit dat de bijstandsgerechtigde iets niet heeft gemeld, wat dat dan ook is, betekent dat hij in overtreding is, met alle gevolgen van dien. Zo probeert de overheid om van alle bijstandsgerechtigden fraudeurs te maken.
Piet van der Lende via doorbraak.eu
Lees verder via Stop de bankiers.
Photo by dreamside