Jongeren zijn zwaar de dupe van ons huidige pensioenstelsel. Ze moeten een hoger percentage van hun salaris in de pensioenpotten storten dan de huidige gepensioneerden gedaan hebben, ze beginnen vier jaar eerder met het betalen van pensioenpremie dan de huidige gepensioneerden, ze moeten minimaal twee (maar in de praktijk nog meer) jaar langer werken voordat ze met pensioen mogen, en het resultaat is een pensioen dat naar schatting niet veel meer zal zijn dan 50 procent van het gemiddeld verdiende salaris, zo berekende Syntrus Achmea een jaar geleden al. Hoe duidelijk kan het zijn dat jongeren zwaar, zelfs zeer zwaar de dupe zijn van ons oneerlijke pensioenstelsel?
Afgelopen week verscheen er een stuk in de Volkskrant met de titel ‘Jongeren krijgen het net zo goed als babyboomers' van docent financiële economieFrank W. van den Berg (1948). Deze gooit het maar weer over de boeg van ‘de kunstmatig laag gehouden rekenrente'. Hij goochelt wat met cijfers en – dat weet deze visionair zelfs zeker – binnenkort gaat de rente omhoog en dan verdwijnen de pensioenproblemen als sneeuw voor de zon.
Ook pensioenfondsen proberen mensen met rekensommetjes gerust te stellen. Peter Borgdorff (1953), directeur pensioenfonds Zorg en Welzijn berekende in zijn blog dat een fictieve mevrouw Vermeer wel vijf maal zoveel aan pensioen ontvangt als zij ingelegd heeft. Twee maanden later rekende hij aan de hand van mevrouw Van Hall voor dat deze zelfs zes maal zoveel aan pensioenuitkering krijgt als ze ingelegd heeft. Zonder onderbouwing prognosticeerde Borgdorff dat dit voor jongeren nog steeds wel 3,5 maal zal zijn, maar op het verzoek dezelfde berekening voor een 25-jarige te maken kwam geen reactie. Pensioenfondsen beweren vaak dat het pensioen dat mensen krijgen maar voor 20 procent uit de inleg bestaat, en voor 80 procent uit het rendement dat het pensioenfonds heeft gemaakt. Misschien is dat zo voor de mensen die nu met pensioen gaan, maar voor jongeren die nu starten zeker niet.
Jongeren moeten niet in slaap worden gesust met rekensommen, maar juist wakker. Ik zal daarom eens op een heel andere manier voorrekenen dat jongeren zwaar gedupeerd worden. We nemen een jongeman die op zijn 21ste gaat werken. Laten we ervan uitgaan dat de pensioenleeftijd 67 blijft (wat bijna niemand gelooft) en dat de resterende levensverwachting gelijk blijft. De resterende levensverwachting is het aantal jaren iemand nog leeft na zijn 65ste. Dat was in 2012 volgens het CBS voor mannen 17,9 jaar, dus vanaf 67 is dat nog 15,9 jaar (wat ik zal afronden op 16). Overigens ligt de levensverwachting van iemand van 21 lager – je kunt immers ook overlijden voor je 67e – maar ik ben coulant en reken toch met 16 jaren. Dat betekent dat deze jongeman 46 jaar lang zal werken – en premie zal betalen – en daarna nog gemiddeld 16 jaar pensioen en AOW zal ontvangen.
Hoeveel betaalt hij (samen met zijn werkgever) daarvoor? De AOW premie is 17,9 procent over de eerste twee belastingschijven. Als pensioenpremie reken ik met 25 procent, hetgeen op dit moment een beetje het gemiddelde is van een aantal grote pensioenfondsen (ABP, PFZW, PMT). Welk percentage van het totale inkomen iemand exact betaalt, is niet voor iedereen gelijk. Het hangt namelijk af van de hoogte van het salaris, maar grof gezegd komt het erop neer dat deze jongeman zo'n 30 procent van zijn totale inkomen kwijt is aan pensioen- en AOW-premies. DERTIG PROCENT! Er wordt wel eens gezegd ‘je werkt één dag per week voor je pensioen'. Eén dag per week zou betekenen 20 procent, dus 30 procent komt overeen met anderhalve dag per week. En het kan zelfs – afhankelijk van je salaris – nog meer zijn.
Lees verder via Stop de bankiers.