Volgens het regeerakkoord-rutte III zouden de belastingen worden verlaagd en zou in 2019 een eerste stap worden gezet naar een eenvoudiger belastingstelsel met twee tarieven in 2021: een basistarief van 37,05 procent en een toptarief van 49,5 procent vanaf een belastbaar inkomen van 68.507 euro.
Maar ons belastingstelsel wordt niet echt eenvoudiger en de belastingdruk wordt in werkelijkheid niet vlak. In werkelijkheid wordt de feitelijke belastingdruk voor de hogere middeninkomens tot bijna 12 procent hoger dan het ‘officiële' tarief.
Dit wordt verhuld door die belastingverhoging in te bouwen in de zogenaamde heffingskortingen. Anders dan belastingvrije sommen (belastingvrije voet en het arbeidskostenforfait) worden heffingskortingen niet afgetrokken van het belastbare inkomen, maar van de over dat inkomen verschuldigde belasting.
‘De in 2019 geldende arbeidskorting van (maximaal) 3.399 euro is evenveel ‘waard' als een belastingvrije som van bijna 9.000 euro.'