Als je op je privacy gesteld bent, lijkt het vliegveld de hel op aarde. Ga maar na: je moet jezelf aan verschillende personen identificeren; douaneambtenaren lichten je tassen door; op sommige vliegvelden kunnen je irissen worden gescand en zo ongeveer ieder vliegveld haalt je hele lichaam door een scanner. Er zijn weinig plekken denkbaar waar je in korte tijd zoveel intieme informatie bloot moet geven. Toch vliegen we er niet minder om. Uit onderzoek blijkt dat de meerderheid van de reizigers vindt dat hun privacy ‘volledig' wordt gerespecteerd.
Dit komt niet, zegt filosoof Helen Nissenbaum, omdat wij privacy niet belangrijk vinden. Het komt omdat wij onze eigen privacy op het vliegveld anders beoordelen dan bij de bakker. We vinden het prima als de douanebeambte zonder te vragen de inhoud van onze toilettas inspecteert terwijl we een wildvreemde daarvoor een klap zouden verkopen.
Neem een bezoek aan de dokter. Als patiënt verwacht je dat de arts je persoonlijke informatie vertrouwelijk behandelt, maar óók dat hij die deelt met specialisten als dat nodig is. Mocht je erachter komen dat jouw arts je gegevens aan een marketingbedrijf heeft verkocht, dan zul je dat waarschijnlijk als een grove privacyschending ervaren.
Haar theorie van privacy as contextual integrity – privacy als contextuele integriteit – biedt handvatten om het gedrag van dataverzamelaars als google en de National Security Agency te beoordelen. Het is een verfijnd intellectueel instrument waarmee antwoord kan worden gevonden op de vraag waarom wij een bepaalde context als zeer bedreigend voor onze privacy ervaren en een andere juist helemaal niet.