Stilzwijgend is het karakter van de uitkeringen aan de koning veranderd. De scheidslijn tussen inkomen en vergoedingen is diffuus geworden.
Dat het inkomen van de koning hoger is dan wat officieel op de begroting staat, is in kleine kring al decennia bekend.
Het staat bijvoorbeeld in een (tot voor kort) geheime evaluatie van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis uit 1979 van de hand van onder anderen Elco Brinkman – toen nog ambtenaar, later CDA-minister.
Dit recent door het Nationaal Archief vrijgegeven stuk met het predikaat „zeer vertrouwelijk” bevat historische details over het huishoudboekje van het staatshoofd.
Brinkman concludeert daarin dat koningin Juliana haar vaste onkostenvergoeding ook gebruikte voor uitgaven die niets met haar koninklijke functie te maken hadden.
Adviseurs van de koningin, schrijft Brinkman, schatten dat daarmee in 1970 al een bedrag van 2 ton in guldens gemoeid was. Omgerekend naar het prijspeil van nu is dat ruim 400.000 euro.
Juliana kreeg de privé-uitgaven vergoed via de zogenoemde B-component van haar inkomen. Dat is een begin jaren zeventig wettelijk vastgelegd bedrag, bedoeld voor zogeheten ‘niet-declarabele’ uitgaven die verband houden ….
Lees verder bij de bron: NRC
https://t.co/neOLctzEG8
Zal een interessant verweer worden voor een strafrechter als een burger wordt aangeklaagd voor lager voorspiegelen inkomen en zich op gelijkheid beroept….#belasting— GJ Alexander Knoops (@gjknoops) October 15, 2019