Condenssporen, of contrails, horen bij het vliegen. Soms verraden ze kortstondig waar, hoog in de lucht, een vliegtuig onderweg is.
Gestaag lost zo’n spoor aan de achterkant op, waardoor het als een komeetstaart het vliegtuig volgt.
Maar andere keren trekt zo’n zelfde vliegtuig een lange witte band door de lucht, die breder wordt, zich verweeft met andere sporen en uiteindelijk samen daarmee verwaait tot een door mensen gemaakt ijl wolkendek, cirrus aviaticus.
Over het effect van condenssporen wordt al sinds de jaren tachtig gepuzzeld.
Onderzoekers van de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie Nasa en het Duitse lucht- en ruimtevaartcentrum DLR lieten in 1998 de wetten van reflectie en absorptie door ijskristallen los op dunne lagen ervan, hoog in de atmosfeer.
Het bleek dat die kristallen overdag de aarde wat afkoelen, door zonlicht te weerkaatsen, maar ’s nachts juist voor opwarming zorgen.
De conclusie dat condenssporen dus het verschil tussen dag- en nachttemperatuur dempen werd spectaculair bevestigd toen op een kwade dag, 11 september 2001, vanwege de aanslagen op New York en Washington in heel de VS de burgerluchtvaart werd stilgelegd.
Onderzoekers van de Pennsylvania State University verzamelden de temperatuurgegevens van die dag en de twee vliegtuigloze dagen daarna en zagen inderdaad een 1,1 graad groter verschil …..