In veel reacties klinkt getergdheid en woede door. Woede over islamitische activisten die na de moord op Samuel Paty op 16 oktober voortdurend waarschuwden voor een dreigende golf van ‘islamofobie'.
Woede ook over wat wordt gezien als gebrek aan begrip in het buitenland. Moslims zouden in frankrijk onnodig worden geprovoceerd met cartoons van de profeet mohammed.
Maar de gelovigen in de notre-dame basiliek waren geen tekenaars, benadrukt de hoofdredacteur van het blad L'Express, Anne Rosencher. De bezoekers van poptempel Bataclan in november 2015 waren dat evenmin.
De priester Jacques Hamel – die acht maanden later de keel werd doorgesneden in zijn eigen kerk – heeft zich nooit over de profeet uitgelaten.
Het paar agenten dat, in dezelfde zomer als Hamel, voor de ogen van hun peuter met een mes werd afgeslacht in het stadje Magnanville bezondigde zich ook niet aan islamkritiek.
En hetzelfde geldt voor vele andere terreurdoden die zijn te betreuren sinds januari 2015. Zij hadden allemaal niets te maken met satire.
‘Zij doden ons om wat wij denken'
‘Het gaat ook om synagogen en kerken, om de gelijkheid tussen man en vrouw, om onze oude en recente geschiedenis, om onze cultuur en onze gewoonten: de islamisten haten alles van ons.'