Het belastingplan voor 2020 van het huidige kabinet, dat maandag wordt behandeld in de Tweede Kamer, heeft een ronduit rechtse signatuur. Er komt een lastenverlaging voor grote bedrijven.
Hogere belastingen voor woningcorporaties. En het toptarief voor de hoogste inkomens daalt, terwijl het tarief van de eerste schijf stijgt.
Het zijn onverstandige en onnodige keuzes in tijden van overvloed.
Allereerst de winstbelasting voor grote bedrijven. Na het echec met de dividendbelasting koos het kabinet ervoor de opbrengst een op een te compenseren voor het bedrijfsleven. De winstbelasting kon nog verder omlaag, vind het kabinet.
Het lage tarief gaat naar 15 procent, het hogere van 25 naar 21,7 procent. Dat dit laatste nergens voor nodig is, behoeft nauwelijks argumentatie.
Instanties als de OESO, het IMF, de Europese Commissie en tal van wetenschappers buitelen over elkaar heen met analyses dat bedrijven steeds rijker worden, minder investeren en uit gebrek aan ondernemingslust dan maar eigen aandelen inkopen.
Zelfs premier rutte erkende onlangs dat het geld bij grote bedrijven tegen de plinten klotst, terwijl de koopkracht van mensen steeds meer ….